donderdag 5 maart 2009

Death on Stairs

Beste vriend, vriendin, bloedverwant,trawant, plant, Terry Schiavo

Het is weeral twee weken geleden dat we elkaar lazen, laat staan spraken of zagen. Gezien en gesproken heb ik veel in die tijd, meestal in gebroken Engels soms ook met een gebroken bord of glas.
Sommigen noemen het Erasmus andere Socrates, naarmate de Tesco Wodka vordert, lalt de occasionele Fransman ook wel eens van Orgasmus. Eigenlijk is het gewoon een gesubsidieerde vakantie waar je meer leert dan in uren Wikipedia of Universiteit. Het is een sneltrein aan anekdotes, feiten, emoties, gebeurtenissen, gaten in de portemonnee en algehele peis en vree. In een onbewaakt moment, als je op het gazon van een kasteel boven op een klif ligt met je voeten in de lucht en hoofd op de grond, dan zou je kunnen zeggen: eigenlijk is dit wel de tijd van mijn leven. Maar dan brengt de toekomst teleurstellingen slechts teleurstellingen, en wordt het verleden oneer aangedaan.
Het gaat goed met me. Morgenvroeg landt Livia in Manchester en de voorbije twee weken waren een droom. Al slaap ik hier weinig.
Een greep uit mogelijke anekdotes die ik u ongetwijfeld naast een glas goedkope wereldwinkelwijn zou kunnen vertellen.
York is knap. Vriendschappen ontvouwden zich op een busrit door besneeuwde hellingen, struiken en raven in de lucht (wij hebben dus geen raven in België, ik dus blij). Het heeft een restant van een kasteel, en waar nu vaders zonen de antwoorden op moeilijke, historische vragen schuldig blijven werden ergens in de 16e eeuw honderd joden in brand gestoken. Het kasteel zelf was de naam niet waardig. Andere koek was de York Minster. Een brok eeuwenoude gotiek, een tegenhanger van een kathedraal, maar dan zonder bisschop, maar met Vicar. Het zicht op de toren is fenomenaal en als het weer meezit kan je zelfs Engeland zien!! In de kelder kan je restanten van Noormannen, Romeinen, Angelsaksen en Buisegemmenaars vinden. Een vermelding ook voor de glasramen die de zon liet zien door de ogen van Jackson Pollock.
Engelsen eten eerder ’s middags warm in de pub onder de genoegens van een heerlijk platte paaint. Je kan er alle heerlijkheden van de mondiale keuken eten, maar dan vet en vergezeld met Chips en fletse tomaten.
Soms doe je eens iets waarvan je niet veel verwacht, maar dat je dan des te meer ondersteboven blaast. Het spoorwegmuseum van York is zoiets. Ik hou van treinen en dit is het eiland waar treinen geboren zijn uit het genie van Trevitick en Stephenson; Op kaarten speur ik naar oude spoorwegen, weggevaagd door Thatcher en de drang naar winst en efficiëntie. Het gebeurt hier vaak dat ik badend in het zweet Google Earth en stafkaarten lees, vergelijk, en Engeland in de vorm van pixels tot mezelf neem, plannen makend als een doorgedraaide kolonel die zijn pionnen schuift over de wereld die hij de zijne noemt.
Maar ik dwaal af. York is zeker de moeite, maar het is geen stad die leeft.
Leeds daarentegen is andere koek. Je rijdt door de ruïnes die een vorige crisis hebben aangericht, een monotone woestenij van arbeidershuizen, verminkte heuvels, schoorstenen en af en toe ook witte sneeuw als een gletsjer in de Vlaamse Ardennen.
We, want eigenlijk ben ik hier slechts op het toilet alleen en dan nog, verwachtten er niet te veel aan en Kentucky Fried Chickens die het mijnverleden moeten verdringen voorspelden niet zo bijster veel goeds. Maar als de zon zijn best doet, dan doe ik dat ook. Leeds, ongeveer anderhalve keer zo groot als Antwerpen, is niet voor niets verkozen tot beste stad van Engeland buiten Londen. Het is tevens de stad van Malcolm McDowell The Kaiser Chiefs, Gang of Four and The Sisters of Mercy.
De straten zijn Victoriaans en nodigen dan ook uit om het liedje van The Kinks te fluiten. Mijn Amerikaanse kameraden klagen dat de winkels hier zo weinig open zijn, vast staat dat je op een mooie zondag van Vivienne Westwoord tot alles aan 1 pond kan kopen, in prachtige, overdekte galerijen. Eten deed ik onder een gouden plaat van Lennon, ok, het was die van ‘Double Fantasy’ absoluut niet zijn beste. De quiche was ook niet absoluut de beste.
Het gezelschap daarentegen wel. Engelsen ken ik nog steeds met erg beperkte mate. Maar ik kan in het Fins tot tien tellen dankzij Satu, en ze doen dan rare dingen met hun handen. Mijn Belgisch Frans wordt onderhouden in conversaties met Jean Philippe die eruitziet alsof hij drie jaar niet geslapen heeft en Laure. Ik versta Duits en beperk mijn moppen over de oorlog met Stephan en Ilia. Ik spreek Vlaams met een belachelijk Nederlands accent met mijn Nederlandse vrienden. Het Engels wordt ondertussen duchtig heruitgevonden in gesprekken na middernacht ergens op Auckland of Cranbrook Avenue. Ik maak er ook een sport van om Avenue uit te spreken zoals Bob Dylan dat doet in Just like Tom Thomb’s Blues .
Maar ik had het over Leeds. We zagen de stad zoals zo veel voor ons. De megalomanie van het stadhuis, de Bacon naast het toilet, de tuin van Mandela, de waterval in de Aire.
En weer was er een museum waar mijn gat openviel van verbazing: het wapenmuseum nota bene. Een prachtig, nieuw gebouw met een toren vol zwaarden. De droom van elke kleine jongen. Getuige daarvan waren de koelere reactie bij de vrouwtjes, jaja de vrouwtjes.
Gisteren, zaterdag 21 februari, naar Scarborough geweest.
Een busrit van 2,5 uur door een Britse heuvellandschap dat baadt in de zon. Van Beverly tot Bridlington en langs de kust tot in Scarborough. Een kust die Knokke-Zoute volledig in de schaduw stelt met kliffen en Jan-Van-Genten, en verborgen stranden die doen dromen van een laatste zomer.
Naast me in de bus zaten anne-floor (Friesland), Lennart (Zweden), Jessica en Francesca (Italië).
Scarborough is één van de belangrijkste badsteden in Verenigd Koninkrijk en blijkbaar ook één der mooiste. Het wemelt er in ieder geval van winkels en mensen. Al is de neergang van het lokaal toerisme ook hier te merken. In de 19e eeuw kwamen hier de rijken hun hoeden etaleren en van de goede lucht genieten. S’avonds dronken ze hun thee in het Victoriaanse Grand Hotel. De rijken van toen zitten nu ergens op de Malediven. In de plaats ervan kwamen vettige fish&chips en talloze lunaparken, goedkope leegte. Het oude Scarborough is nog mooi. Ik vond een batmingtonset op de straat en even later stuitte ik recht op het graf van Anne Brönte. Het enige graf van het kerkhof dat de tand des tijds had doorstaan. Zandsteen verliest steeds de strijd tegen regen.
Het 12 e eeuwse kasteel van Scarborough is een prachtige ruïne. Best te vergelijken met dat van het Kuifje-album: ‘de Zwarte Rots’. Een uitstekend zicht over de omgeving en een hoge toren die nu ingenomen is door duiven en meeuwen. Het was absoluut heerlijk om de wind in je haren te voelen en de lente te zien ontluiken, daar op die hoge rots in Scarborough. Misschien wel één van de hoogtepunten tot nu toe.
Maar er komen er nog veel: vrijdag een mooie strandwandeling aan Spurn Point, een weekend Manchester, wilde wandelplannen, Liverpool, London, Edinburgh.
Uiteraard doe ik hier wel wat andere dingen dan ronddartelen door Engeland. Ik lees heel veel, praat veel met mensen en maak me stilaan serieus ongerust over zowat alles.
De lessen zijn ook interessant, al zijn ze nogal sporadisch.
Maar dit gaat buiten het bestek van deze brief.
Hopelijk stelt u het wel. Laat iets weten en tot gauw.

Geen opmerkingen: