vrijdag 10 oktober 2008

Polaroids van een park

Het was een warme zaterdagnamiddag; de laatste van het seizoen en jaar. Ik wandel door het park naar huis. Een park waar herinneringen zich schuilhouden zoals de eekhoorns, die tegenwoordig met veel zijn en soms zelfs in mijn tuin met hazelnoten paraderen ( de eekhoorns voor alle duidelijkheid). Kinderen verzamelen kastanjes en gooien er af en toe één naar hun vader, die voor één keer glimlachend toelaat want wat doe je anders als de zon schijnt en alles naar leven luikt. Ik denk aan de keer dat ik hier leerde fietste en pardoes op mij neus viel.

Een kind, ik noem hem Thomas want zo heten kinderen vaak vandaag de dag, roept me toe niet te dicht bij de kastanjeboom te komen want dat is zijn pisboom. Mijn geloof in kastanjemineermotten is opgezegd en ik weet nu de ware toedracht van de vroege herfst.
De vijver groeit toe met zeggegroen en ander fraais waarvoor mensen kwade brieven schrijven naar ‘Het laatste nieuws’ en ik zie meer libellen dan ik tijdens de hele zomer in Gaume of Polder heb gezien. Leven en laten leven, denk ik, zeg ik, waarop een jogger me zeer vreemd aankijkt. Dat gebeurt me vaker dan me lief is.

Een man stopt en vraagt of ie een foto van me mag nemen, want hij test een nieuw fototoestel uit en hij ‘kan nog niet goed overweg met al dat digitaal gedoe, als is dees wel een goeike, ziet die lens.

Het nachtegalenpark is prachtig, al zijn die nachtegalen al weer met de noorderzon vertrokken. Ze weten niet wat ze missen: baby’s die aan ijsjes zabberen, goudhaantjes die zich willen manifesteren, rijpende beukennootjes, bloemenperken die denken dat het nog mei is, enz. Gestuurde natuur heeft ook zijn charmes, zeker als er Cornettos zijn.

Naarmate ik de wereld van asfalt en blikken dozen weer nader, word ik stilletjes aan wat kwader. Kwaad en moedeloos om een wereld waar je kunt beweren dat het goed voor het milieu is om een weg door bossen te trekken.
Geld groeide als een kool, maar is nu als sneeuw voor de zon verdwenen waardoor we nu in een grote crisis zijn verzeild. De eerlijk gebiedt me te zeggen dat ik er in mijn voorsteedse tuinwijk niet erg veel van merk afgezien van het gevloek van mijn vader als ie de krant leest, maar hij vloekt wel vaker (en ik ook). Maar ik voel aan dat het optimistische verhaal van eeuwige groei en welvaart nu wel even gedaan is. Mannen in pak en glimlach roepen op tot verantwoordelijkheid, maar waar is de verantwoordelijkheid in een systeem waar nergens verantwoording te zoeken is!

En ik sta weer te roepen tegen computers en joggers.

Ik hoop dat het geroep en advies van god en klein peerken niet tevergeefs is. Misschien is morgen de Markt gewoon de markt op het plein waar je alles kan ruiken en proeven en waar Patrick schitterende ‘kitchenboys’ verkoopt. Een wereld waar een brood een brood kan zijn, daar wil ik eens met vakantie heen gaan. De beuken in het park staan er al enkele honderden jaren en hebben vele grote woorden en crisissen meegemaakt, zonder dat ze daarvoor een tak laten vallen. Daarom bezoek ik hen graag en kijk naar kinderen die ertegen plassen en weet dat zoiets goed is.
(en voor die laatste zin ga ik Childfocus en boze boomknuffelaars op mijn dak krijgen)