donderdag 12 maart 2009

Dagtripper van het eerste uur

Een mens dient af en toe eens de grote plas over te steken om de dingen te kunnen bekijken zoals ze zijn. Ik schrijf uit Engeland, land zonder slotenmakers.
Neem nu wandelen, op het eerste zicht een ronduit alledaagse handeling Mijn zus koppelt dit ongemak eerder als een de tocht naar de auto.
Ik associeer wandelen met lange tochten in gure (cultuur) steppe met panoramische zichten over (pot)polders.
Ik weet mijn weg in de ritmiek van het stadsgewoel. Ik herinner me hoe ik flaneerde door zonovergoten straten, lui van gedachten maar met lust voor leven.
Het eeuwige ontwijken van elkaar, de schijnbare focus, de eeuwige haast en dan toch op een onverwacht moment als elke hoop op menselijkheid verloren lijkt, de onverhulde blik van een bewust nonchalant meisje.
Toch heb ik steeds een voorkeur voor het wandelen in de natuur gehad. Alleen al het woord: ‘de natuur’ heeft een haast mythische bijklank gekregen in onze National Geographic cultuur. Alsof het om een haast mythische, voorwereldse plek gaat die slechts opgeroepen kan worden met de zachte stemmen van David Attenborough of Bea Van de Maat.
Mensen bereiden zich daarom ook voor om de natuur te verkennen. Ze kopen kaarten, reisgidsen, muggenzalf, tekentangen, thermossen, beeralarmen, GPS’en en ander tuig. Men weet maar nooit, met al die bospoepers en boshoeren.
Wandelen in het groen vereist ook de nodige vestimentaire voorschriften. Weg zijn alle superconfex (datgene dat begint met s en eindigt op ex) maatpakken met paarse dassen of te diepe decollétés. Het is al kaki en camouflage dat de klok slaagt, zolang het maar niet te mooi is of modieus is. Ik heb het ook steeds absurd gevonden dat mannetjes zich steeds op de achtergrond willen houden, alsof de natuur een sacrale plek zou zijn voor elfen en druïden. Het is maart, de paartijd komt eraan. Ik kom nu geen bos meer binnen zonder mijn gouden Jerompak (zie afbeelding), opdat vrouwkens van heinde en verre zouden kunnen zien dat ik bronstig ben. Ik ben er reeds menigmaal in het Stadspark voor opgepakt, maar geen tralies houdt mijn passionele hartstocht gevangen.
Zoals u leest, het blijft absoluut de moeite waard om doelloos te dralen door donken en donkere dennenbossen. Het is het gebrek aan een echte reden, dat me zo in wandelen aantrekt. Gewoon zien waar het pad of de conversatie je brengt, vrij van tijd en huishoudvlijt, woorden aan de kant en vroege zwaluwen in het land. En plots zie je een parelmoervlinder of draai je een steen om en door het vergrootglas duik je een nieuwe wereld in. Met je voeten in de grond en hoofd in de wolken komen de beste ideeën als ouwe wijven neergedaald
Geen groepen gnoes of kadavers vol gieren kan ik u beloven in de Vlaamse savanne, met wat geluk zag je de paddentrek of zie je een egel die aan een platgereden ekster snuffelt.
Als wandelaars, zij aan zij, zijn wij, ja ook u, even gelijken. Even nemen we onze dromen van een klassenloze, vrije, verwonderende wereld voor werkelijkheid. We reiken elkaar woorden en bramen aan, laten de wereld begaan, stap voor stap.
Is het de zinloosheid, is het de lelijkheid, is het verbittering, is het uitputting? Wat dan ook. Sta op en wandel.

1 opmerking:

Soet zei

net heerlijk gewandeld langs de dokken/Schelde in de zon

dat is zo dichtbij, ik moet er vaker heengaan