donderdag 21 februari 2008

Lolita

Het kan allemaal verkeren. Het is mooi hoe zo’n oude zegswijze een linguïstisch axioma is. Nu kraakt sonic youth door slechte versterkers, liggen lege flessen op de vloer, puilen boekenkasten uit en ligt het bedovertrek niet goed.
Toen vergiste de zon zich van maand en scheen ze op mei. De wind waaide en ik fietste gezwind. Het was zo’n dag dat de lucht lekker ruikt, de rokken de mannen bedwelmen , zo’n dag dat de stad van jou is.
Toen ik daar dus tussen stad en hemel zweefde, halfgejetlagged net toen ja je weet nog wel dat moment zag ik je. Je fietste uit de Boomgaardstraat samen met een vriendin van je. Je was erg gehaast, maar vooral zo vol van leven en toekomst. Ik was bijna jaloers op je, al dat talent al die mogelijkheid die uit leek te stralen of was het de zon die zo straalde. In het aanschijn van de liefde en in de dampen van brouwerij De Coninck wil een jongeman, hoe alert en in al zijn poriën nu en aanwezig de zaken al eens verwarren. Maar jou verwarde ik niet, jij was duidelijker dan het park aan de overkant waar ooit rapalje hing en nu slechts vroege lente te bespeuren viel. Je was duidelijker dan de tram waarvan het nummer me ontglipt. Je was duidelijker dan de sticker van Groen! op het vuile verkeerslicht rechts van me, een sticker waar ik menigmaal met herkenning naar glimlachte.
Maar glimlachen kon ik niet meer. Ik reed vast en zeker met een behoorlijke snelheid, maar ik heb me nog nooit zo bevrozen gevoeld als toen. Je keek niet om, je zag me niet, zoals ik ook de indruk gaf je niet te zien.
Ik fietste verder mijn leven in, zoals jij vast dat van jou verder leidde of leed. We zullen elkaar weer tegengekomen, daarvan ben ik zeker. Ondertussen zal ik geduldig wachten op jou en niemand anders, want één ding weet ik zeker mijn geliefde onbekende, we zullen elkaar weerzien.
Hopelijk ben je tegen dan wel al zestien jaar.

Uw dienaar